Pieter Langendijk, toneelschrijver en dichter, werd in 1683 geboren in Haarlem en was de bekendste Nederlandse toneelschrijver uit de 18e eeuw. Op veel boekenlijsten van middelbare scholieren prijkt nog altijd zijn allerbekendste werk ‘Het wederzyds huwelyksbedrog’.
Zowel in dit toneelstuk als in zijn vele andere komedies zette Pieter Langendijk de sociale milieus in zijn omgeving genadeloos te kijk. Zijn publiek kreeg met een lach de waarheid te horen over de boeren, die zich onbehouwen gedroegen. Over de kooplieden die op geld waren belust. Maar ook de lage, verarmde adel die de schone schijn ophield ontsnapte niet aan zijn kritische pen.
Tot leering en verfoeiing
In ‘Het wederzyds huwelyksbedrog’ doen twee arme mensen zich rijker voor dan ze zijn om maar een welgestelde huwelijkspartner te vinden. Pieter Langendijk houdt zijn toeschouwers een spiegel voor en laat zien wat er schuilgaat achter de schijn die zijn personages ophouden: “Lees en aanschouw het, tot leering en verfoeiing van een gebrek dat al te veel by onzen Landaart is ingekropen, namelijk: kaal en groots te zijn en het laatste door bedrog staande te houden”.
Pruikentijd
Deze schone schijn werd vaak opgehouden in de 18e eeuw. Het is de ‘pruikentijd’, waarin veel mensen poenerig gedrag vertonen. Ze doen met hun grote, luxe pruiken alsof het ze op cultureel en economisch gebied voor de wind gaat, maar iedereen liegt en bedriegt erop los, vooral als het om liefde of geld gaat.
“Wat nu Jan? Jij bent zo wijs als ’t om bedrog gaat. Moet ik je dat nog leren?
Wanneer een vreemdeling in een herberg wil logeren, is ’t nodig dat hij behoorlijk kredietwaardig lijkt: want ’t eerste waar monsieur de waard naar kijkt, is naar de uitrusting, de bagage en de kleren. Het spreekwoord zegt: men kent de vogel aan zijn veren”.
Pieter’s leven was geen blijspel
Zelf had Pieter Langendijk niet zoveel geluk in de liefde. Zijn eigen leven was bepaald geen blijspel. Zijn vader overleed toen hij nog jong was en hij verdiende de kost voor zijn moeder en zichzelf als tekenaar van damastpatronen in Haarlem. Daarnaast schreef hij succesvolle toneelstukken als ‘Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho’.
Na het overlijden van zijn moeder in 1727 trouwde hij, maar zijn vrouw blijkt ziekelijk, humeurig en bazig en na 11 jaar huwelijk overlijdt zij. Aan het eind van zijn leven ging het hem ook op financieel gebied niet meer voor de wind. Hij kreeg onderdak in het Proveniershuis, waar mannen zich konden inkopen voor een eenmalig bedrag en vervolgens levenslang ‘kost en inwoning’ kregen. De tegenprestatie van Pieter was het schrijven van een geschiedenis van de stad Haarlem, maar deze heeft hij niet kunnen voltooien. Aan de Grote Houtstraat 140 is nog steeds het Proveniershof te vinden op de plek waar dit Proveniershuis tot 1866 te vinden was.
Artikel: Carla Visser
Beeld: Goodreads.com